Ieder jaar zijn er ongeveer 25 dagen met onweer in Nederland. Een onweersdag is een dag waar er minstens één klap onweer is gehoord op een weerstation van het KNMI. In het noordoosten onweert het gemiddeld 21 dagen en in het westen van Brabant 34 dagen (gemiddelde over 30 jaar). In de zomer ontstaan vaak onweersbuien door relatief koude kucht vanaf zee welke tegen warme landlucht aanbotst. Landinwaarts komen buien dan goed op gang. In het najaar en in de winter liggen onweerspieken dichter bij de kust. Het warmere zeewater is dan de voedingsbron voor een onweersbui. In de zomer onweert het vaker dan in de winter.
Onweer ontstaat door wrijving tussen sterk stijgende warme lucht en sterk dalende koude lucht. Onweer is een bui met elektrische ontladingen in de vorm van lichtflitsen, ook wel bliksem genoemd. Na een bliksem volgt vaak een donderslag.
De ene onweersbui levert meer bliksems op dan de andere onweersbui. Een bliksem is een elektrische ontlading tussen twee wolken of tussen een wolk en de grond. Nadat je een bliksemflits ziet, volgt meestal een donder. Een donder legt in 3 seconden 1 kilometer af. De regel geldt dat bij een donderklap binnen 10 seconden na een flits, de onweer gevaarlijk dichtbij is.